Hoe harder je gaat met de motor, hoe stabieler de motor wordt. Dit komt zoals ik eerder vertelde in een blog door het gyroscopische effect van de wielen. Dit houdt de motor in balans, maar hierdoor wil je motor ook rechtdoor gaan. Hoe doen we dat dat als je moet afslaan of als je een bocht wil nemen?
Veilig bochten rijden met de motor start met sturen. In motorjargon noemen we dit insturen, en dit doe je met je stuur. Dat klinkt logisch, maar ik hoor ook vaak tijdens mijn lessen en trainingen dat je dit met je gewicht doet, of met je heupen.
Bochten rijden met de motor met countersteering
Insturen doe je door middel van countersteering. Dat klinkt speciaal, maar eigenlijk doe je op de fiets niets anders.
Je duwt met je hand naar de kant waar je naartoe wil.

Dus stel, je wilt naar rechts, dan duw je naar rechts tegen het stuur. De motor zal dan heel even naar links bewegen. Dat komt door het gyroscopisch effect van de wielen dat in actie komt. Deze kracht reageert op de beweging naar links en zal de motor terug naar rechts duwen. Daardoor beweegt de motor naar de gewenste kant, in dit geval rechts.
Door naar rechts tegen het stuur te blijven duwen, zorgen dat je dat je motor die kant op blijft gaan zolang dat nodig is. En hierbij gebruik je je heupen en/of je lichaamsgewicht ter ondersteuning. Hoe harder je duwt, hoe scherper de motor zal sturen en hoe ‘platter’ je door de bocht gaat. Stop je met duwen, dan komt je motor vanzelf weer rechtop en rijd je weer rechtdoor.
Rijd je een rotonde op, dan duw je tegen de rechter stuurhelft. Vervolgens stop je met duwen zodat je motor rechtop komt. Net voordat de motor weer overeind staat, duw je tegen de linker stuurhelft om linksom de rotonde te rijden, en daarna weer naar rechts om de rotonde te verlaten.
Maar let op: countersteering werkt alleen bij voldoende gyroscopisch effect van de wielen. Dit is bij de meeste motoren voelbaar vanaf 10 tot 15 kilometer per uur. Rijd je langzamer, dan zal je motor naar links (blijven!) bewegen als je naar rechts duwt. Hoe sneller je rijdt, hoe groter het gyroscopisch effect, hoe milder je kunt duwen. Voor countersteering moet je gevoel ontwikkelen.
Inleunen bij normale bochten
Meteen na het insturen is het belangrijk dat je een bocht veilig doorkomt. Hiervoor gebruik je je heupen en/of lichaamsgewicht. Dit kan op twee manieren: door in te leunen (bij normale bochten) of af te schuinen (bij speciale bochten).
Normale bochten zijn ruime, vloeiend lopende bochten waarbij het zicht door de bocht goed is. Hier kun je je eigen gewicht gebruiken door ‘mee te hangen’ (inleunen) in de bocht.
Bij een normale snelheid is het bij de meeste motoren genoeg om tot dezelfde hellingshoek als die je motor maakt, in te leunen. Je blijft dan eigenlijk gewoon zitten, zonder maniertjes à la Marquez of Rossi te gebruiken.
Afschuinen in speciale bochten
Een speciale bocht is bijvoorbeeld een blinde bocht, haarspeldbocht of hele korte of krappe bocht waarbij je minder zicht hebt. Dit is bijvoorbeeld een afslag op een dijk, in een woonwijk, bochten in een bosrijke omgeving of in de bergen. Hier is afschuinen vaak de beste en meest veilige oplossing.
Om af te schuinen pas je eerst je snelheid aan aan de situatie. Je bovenlichaam houd je op dezelfde manier rechtop zoals ik in mijn vorige blog uitlegde. Hiermee verklein je de draaicirkel van je motor, waardoor die scherper kan draaien en je dus door krappere bochten kunt. Het grote voordeel is dat je zelf rechtop kunt blijven zitten, zo houd je meer overzicht of kun je zelfs een beetje ‘om de hoek’ kijken.
Bij elke bocht is het van belang je heupen soepel mee te bewegen. En zoals altijd, blijf goed vooruit dóór de bocht kijken in plaats van naar beneden!
De verschillende stuurtechnieken komen ook aan de orde tijdens het praktijkgedeelte van de training Beter in de Bergen en de training Betere Bochten.
Ride safe!
Eric Smulders
deRijder